Bruine glazenmaker
Aeshna grandis
Auteur: H.J. van Rooten (datum: 25 april 2022)
Een overwegend bruine libel. Deze soort is gemakkelijk te herkennen aan de geheel bruin gekleurde vleugels. Ook het achterlijf en de ogen zijn bruin gekleurd.
De bruine glazenmaker is in Nederland, België en Engeland een algemeen voorkomende soort.
IUCN Red List of Threatened Species.
Voor het laatst onderzocht en beoordeeld in 2018.
Resultaat: Minste zorg.
Morfologie.
De bruine glazenmaker is 70 - 77 mm groot. De bruine vleugels maken deze soort onderscheidend. Het lichaam is bruin met gele strepen op de zijkant van de thorax. Het mannetje heeft kleine blauwe en gele markeringen en een opvallend getailleerd uiterlijk. Het vrouwtje heeft kleine gele aftekeningen.
Gedrag en voortplanting.
De levenscyclus duurt een of twee jaar. De eerste winter wordt als ei doorgebracht. De larve is relatief traag en leeft tussen waterplanten of op de bodem tussen dood organisch materiaal. Het uitsluipen gebeurt van begin juni tot in september, met een piek in juli en augustus. Volwassen exemplaren vliegen in een rustig tempo hoog door de lucht, meestal op beschutte plaatsen (bv. halfopen bos). Hier jagen ze op allerlei insecten, waaronder relatief vaak grote insecten. Vlinders en andere libellen worden bijvoorbeeld regelmatig door bruine glazenmakers gevangen. De mannetjes maken patrouillevluchten boven het open water, waarbij ze de komst van vrouwtjes afwachten en andere mannetjes verjagen. Na de paring zet het vrouwtje solitair haar eitjes af in dode of levende planten. Ook vermolmd hout en ander zacht materiaal langs de waterkant wordt gebruikt.
Habitat.
De bruine glazenmaker komt voor bij allerlei stilstaande wateren, meestal in een bosrijke omgeving. Sporadisch ook bij langzaam stromend water. De voorkeur lijkt uit te gaan naar rijk begroeide wateren, zoals laagveensloten en plassen, dode rivierarmen, vennen, venen en vijvers. De voortplantingsbiotoop varieert sterk in grootte, diepte, voedselrijkdom, begroeiing en zuurgraad. Ook de directe omgeving van het water lijkt belangrijk bij de biotoopkeuze: niet te dichte bebossing en een gevarieerd landschap blijken aantrekkelijk.
Verspreidingsgebied.
Het verspreidingsgebied van de bruine glazenmaker loopt oostelijk tot aan het Baikalmeer; in Afrika komt de soort niet voor. In Europa is het verspreidingsgebied beperkt tot Centraal- en Noord-Europa. De soort ontbreekt in Zuidwest-Frankrijk en het Iberisch Schiereiland (uitgezonderd de Pyreneeën), in grote delen van Italië en in Zuidoost-Europa. De bruine glazenmaker komt wel voor in Groot-Brittannië en Ierland. In een groot deel van Nederland en België is de soort algemeen, maar hij wordt weinig waargenomen in Zeeland,
de noordelijke helft van Noord-Holland, de kleigebieden van Friesland en Groningen en in Zuid-Limburg.
|
Rijk:
|
Animalia (het dierenrijk)
|
|
|
Stam:
|
Arthropoda (Geleedpotigen) | |
|
Klasse:
|
Insecta (Insecten)
|
|
|
Orde:
|
Odonata (Libellen)
|
|
|
Onder orde:
|
Anisoptera (Echte libellen)
|
|
|
Familie:
|
Aeshnidae (Glazenmakers)
|
|
|
Geslacht:
|
Aeshna (Glazenmakers)
|
|
|
Soort
|
Aeshna grandis
(Linnaeus, 1758) Originele combinatie Didelphis murina |
Verwante en gelijkende soorten.
Een grote bruine libel met bruingekleurde vleugels is altijd een bruine glazenmaker. Andere soorten hebben
hooguit een veel lichtere en minder opvallende bruine tint in de vleugels. Verwarring is hooguit mogelijk
met de vroege glazenmaker. Deze heeft een oranjebruin achterlijf, dat donkerder kan worden bij ouderdom.
Het achterlijf gaat dan wat op dat van bruine glazenmaker lijken, maar de vleugels blijven helder.
Verder hebben vroege glazenmakers opvallend groene ogen.
Verwarring in het larvestadium kan optreden met andere glazenmakers die de combinatie vertonen van een kort
prementum en korte cerci. Dit zijn de venglazenmaker en de groene glazenmaker. Ook de in Nederland niet
voorkomende getande glazenmaker valt hieronder. De larve van de bruine glazenmaker is onderscheidend
door de bonte rugtekening en de lichte band over de epiproct (aanhangsel aan het laatste segment).
Vliegperiode.
|
|
|
|



